Page 34 - La Naturaleza como inspiración
P. 34

32
De natuurhistorische collectie
van Johannes le Francq van Berkhey
 Ma Pilar de San Pío Aladrén
Hoofdconservator van het Real Jardín Botánico archief (1991-2010)
Johannes le Francq van Berkhey (Leiden, 1729-1812) was een intellectueel veelzijdig man. Niet alleen was hij arts, maar ook tekenaar, schilder, schrijver, dichter, verzamelaar en docent natuurhistorie. Bovendien was hij een betrokken en prominent politiek activist. Zijn vader, Evert le Francq, was wolkoopman; zijn moeder, Maria Berkhey, was de dochter van een kunsthande- laar met een eigen bedrijf. Via zijn grootvader kwam Johannes als kind al in contact met de wereld van antiek, schilderkunst, illustraties en boeken. Dit legde zonder twijfel de kiem voor zijn interesse in kunst en literatuur en zijn passie voor verzamelen.
Tot 1741 bezocht Van Berkhey voor zijn eerste onderricht een Frans internaat in Katwijk, vlakbij Leiden. Vijf jaar later begon hij als assistent in een apotheek. Zijn vroege belangstelling voor natuur- historie maakte dat hij zich in 1747 na afronding van zijn studies Latijn en Grieks inschreef aan de Universiteit van Leiden. Tegen die tijd bezat Van Berkhey al een eigen zoologische bibliotheek die de aandacht trok van zijn latere beschermheer, pro- fessor J. Allamand. De professor stelde hem in mei 1753 aan als zijn assistent en “conservator van de specimina en natuurlijke curiositeiten” van de uni- versiteit. Deze positie zou Van Berkhey gedurende de acht daaropvolgende jaren bekleden.
Aangemoedigd door professor Allamand ging Van Berkhey geneeskunde studeren. Op 12 de-
cember 1760 promoveerde hij op een proefschrift over plantentaxonomie, getiteld Expositio cha- racteristica structurae florum qui dicuntur compo- siti cum figuris ad naturam expressis. Dit betrof een studie van de Compositae1, een familie van bloemdragende planten of angiospermen. Het proefschrift, gepubliceerd in 1761, omvatte ook een gedicht gewijd aan de Universiteit van Leiden en acht kwalitatief hoogstaande kopergravures. Ze kregen de speciale vermelding auctor ad vivum de- lin., wat betekent ‘naar het leven getekend door Van Berkhey zelf ’. Ze tonen zijn vaardigheden als botanisch illustrator2.
Tijdens zijn studie medicijnen ontwikkelde Van Berkhey belangstelling voor literatuur, en poëzie in het bijzonder. Hij sloot zich aan bij literaire genoot- schappen uit zijn tijd. In 1760 publiceerde hij het pastorale gedicht Het Bataafsch Athene. Dit was ge- wijd aan de stad Leiden en aan Adriaan van Royen, hoogleraar plantkunde van de Leidse universiteit die Van Berkhey erg bewonderde.
Toen In 1750 zijn huwelijk, waaruit drie kinderen waren geboren, was stukgelopen ging Van Berkhey weg uit Leiden en liet zijn gezin achter. Hij vertrok naar Amsterdam met een nieuwe partner, met wie hij nog eens zeven kinderen kreeg. In Amsterdam werkte Van Berkhey voornamelijk als arts, maar hij bleef daarnaast ook actief op literatuurgebied. In
























































































   32   33   34   35   36